Bij theatersport is één van de regels dat je vooral fouten moet maken. Fouten zijn namelijk leuk in het spel. Het publiek kijkt verwachtingsvol toe hoe jij je uit situaties redt en geniet als dit je lukt. Bovendien geeft het idee dat fouten maken mag, je als speler veel vrijheid. Je hoeft niet zo na te denken over wat je gaat zeggen en schakelt daarmee je kritische stem, die bij veel mensen zeer actief is, uit.
Fouten maken in het echte leven vinden veel mensen, ik eerlijk gezegd ook, niet zo prettig. Je wilt het graag goed doen. Maar wat is goed en wat is fout?
Bij een rollenspel was ik een keer behoorlijk direct tegen een cursist. 'Je praat alsof ik een kind ben', zei ik. Ik wachtte gespannen of ze dit aankon, of ik niet te ver was gegaan. Je moet als trainingsacteur steeds inschatten wat nog zinvol is voor een cursist, wat iemand aankan en waar die van kan leren. Ze schrok, bleef even stil, zei toen 'oh, dat is niet de bedoeling. Laat ik het anders zeggen' en ging door. Briljant. Ik vond het knap hoe ze overeind bleef, kritiek incasseerde en naging of ze, zonder zichzelf geweld aan te doen, ander gedrag kon vertonen om te bereiken wat ze wilde.
Na afloop zei ze echter dat ze van binnen helemaal van slag was van deze 'fout'.
Het was geen fout. Mijn botte opmerking (je moet soms provoceren als trainingsactrice) was een uiting van hoe haar gedrag op mij overkwam, het was mijn interpretatie. Ik ben daarbij een spiegel, ik waarschuw hoe iets over kan komen. Maar dan is het nog niet 'fout'. Bij een ander werkt haar manier van praten mogelijk wel. Het gaat om het bewust worden van je communicatie. En dat je je realiseert dat je meer tools in je communicatiekist hebt, dat je je kunt aanpassen waar dat nodig is, en dus prima met kritiek om kunt gaan en in gesprek kunt blijven.
En daar gaat het om. Dat je, zonder jezelf te forceren in gedrag dat niet bij je past, je afstemt op de ander. Bij de een werkt het linksom, bij de ander rechtsom. Bij de een moet je heel direct zijn, bij een ander kun je beter iets omzichtiger zijn. Bij de een kun je praten als een kind, valt het niet eens op, de ander wil graag als volwassene toegesproken worden (de meesten).
Dit leer je al doende. Soms in de loop der jaren, maar vaak al gewoon binnen het gesprek zelf. Als je goed naar de ander kijkt en luistert, geeft deze in het algemeen voldoende signalen of het gesprek nog loopt of niet. Deze signalen geef je zelf overigens ook.
Nu moet je alleen wel oppassen met een te snelle interpretatie. Je weet bijvoorbeeld niet of iemand wegkijkt omdat hij niet geïnteresseerd is, weg moet, afgeleid wordt, aan het nadenken is of dat er iets anders aan de hand is. Maar daar kun je wel achterkomen. Door het bijvoorbeeld te vragen. 'Snap je wat ik bedoel?' of 'Is er iets?' of 'Moet je weg?' of duizend andere vragen. Wat de 'goede' vraag is, ontdek je pas door een vraag te stellen en te letten op de reactie.
Je kunt je 'fouten' altijd herstellen door bijvoorbeeld te zeggen 'Oh, dit komt niet goed over.' of 'Zo bedoel ik het niet.' of 'Ik merk dat het anders overkomt dan ik bedoeld heb' of...
Communicatie is een proces van continue feedback en bijstellen. Het klinkt nog niet zo makkelijk, maar echt fouten maken kun je gelukkig niet.