Je verwacht eigenlijk dat vooroordelen ontkracht worden. Soms blijken ze echter hardnekkig waar. Zo deed ik laatst een aantal rollenspelen bij een groot IT-bedrijf. Het was in het Engels omdat de deelnemers uit verschillende landen kwamen. Ze konden hun eigen casus inbrengen.
Een van de deelnemers vertelde in het voorgesprek over te strakke deadlines, een te krap budget, onmogelijke eisen en een voortdurend blussen van brandjes omdat er geen tijd was grote aanpassingen te verrichten. Hij liep rood aan en kneep zijn hand tot een vuist toen hij uitlegde waar het over ging. De frustratie kwam bijna als stoom uit zijn oren.
In het gesprek met zijn leidinggevende dat we vervolgens oefenden, lukte het hem echter niet om enige urgentie te leggen in zijn argumenten voor meer budget en tijd. Toen ik, in mijn rol als zijn leidinggevende, doorvroeg waarom dit zo belangrijk voor hem was en wat dit met hem deed, gaf hij aan dat het allemaal wel meeviel. Hij redde zich wel. Het deed hem niets.
De boodschap kwam hierdoor niet aan. Ik kon me voorstellen dat zijn leidinggevende hem liet doormodderen.
Ik vond het zorgelijk. Ik had gezien hoe hij er aan onderdoor ging, maar het lukte hem niet dit toe te geven en zo de situatie te veranderen. Hij zag het als falen, een brevet van onvermogen. Je mocht toch niet zeggen dat het je frustreerde, dat je ervan baalde dat er geen rekening met je werd gehouden, dat er voortdurend over je grenzen werd gegaan...
Het heeft echter zoveel meer effect als je kunt aangeven ‘Zo kan ik niet werken. Dit is onmogelijk. Dit trekken we niet. Dit trek ik niet.’ Vooral als je gespreksgenoot daarbij voelt dat je het meent en wat het met je doet.
Als je je irritaties, boosheid, werkstress en frustratie ontkent, gaan deze gevoelens, om het maar even te vertalen in computertermen, als een virus woekeren. Dit kan leiden tot een vastlopen van je systeem. Het wachten was op een burn-out.
Een andere teamleider oefende een gesprek waarbij hij een medewerker moest ontslaan. Hij begreep niet dat ik als zijn tegenspeler in opstand kwam. Hij volgde toch de procedures?
Het lukte hem niet te reageren op mijn frustratie, boosheid, verdriet, wanhoop. Alle gevoelens die bij een ontslaggesprek naar voren kunnen komen, stuitten op een muur van onbegrip. Op deze manier gingen de projectleider en de medewerker niet op een goede manier uit elkaar. Iets dat toch belangrijk is, want het is een kleine wereld, je komt elkaar tegen en slechte reclame voor je bedrijf is ook niet welkom. Daarnaast is het ‘gewoon’ menselijk om aandacht te hebben voor wat een slecht bericht met iemand doet en deze klap samen op te vangen. Toch?
Niet bij deze groep. Gevoelens, welke dan ook, bleken een verboden woord bij deze IT-managers. Op een gegeven moment noemden ze het lacherig ‘the F-word’: Feelings. Zodra er iets ter sprake kwam dat leek op gevoel, werd er gegniffeld en schoof men onbewust een stukje naar achteren.
Ontslagen worden brengt gevoelens met zich mee. Omkomen in je werk ook. Gevoelens zijn menselijk. Een van de grote verschillen tussen een mens en een computer is dat een mens gevoel heeft. Het was hier of ik me door een computer liet ontslaan. Zelfs een ‘Ik zie dat je het moeilijk hebt’ kon hij niet uit zijn strot krijgen.
Op het laatst riep ik dan ook verbijsterd ‘You are no robot.’ Waarop een andere deelnemer me subtiel op het verschil wees ‘No, his name is Robert.’
Er is nog een lange weg te gaan.